Droom expeditie
Het is donderdag ochtend 4 januari 1899. Ik kijk naar de ijsbloemen op mijn raam en luister naar een fluitketel met water die langzaam tot koken word gebracht. Ik kijk voorbij de ijsbloemen en zie een klein dorps centrum bedekt met een wit laken van sneeuw. Er is niemand buiten op een enkele boer na die een kar met goederen vervoert. De stilte word langzaam verbroken door het opbouwende gefluit van de fluitketel. Ik neem de ketel van het fornuis en schenk het hete water in een kopje. Ik  gebruik het laatste beetje van de thee blaadjes die ik ooit als een geschenk heb gekregen van een monnik, die ik tijdens mijn zakenreis in China heb ontmoet.
Ik laat de thee blaadjes langzaam zakken in de thee en zie hoe alle aroma’s zich mengen met het hete water. Plots Klopt er iemand op de deur BOOM! BOOM! BOOM! Mijn kopje thee valt uit mijn handen en ik zie hoe mijn thee dramatische tegen de grond aan gaat. Zucht* BOOM! BOOM! BOOM!. Ik loop snel naar de deur en zwaai hem open, de postbode. “Telegram voor u”. Ik neem een brief aan en loop weer naar binnen, stap over de scherven van het thee kopje heen en ga zitten aan de keuken tafel. “Aan Willem van Vugt”. Nu al? Ik zou pas over een maand naar India gaan. Ik ben pas weer drie dagen terug in Nederland. Nadat ik de brief open scheur lees ik hem in mijn hoofd voor

Geachte heer van Vugt,
 mijn naam is kolonel G. Ik hou mijzelf bezig met de wereld visueel in beeld te brengen. Deze zomer leid ik een expeditie naar de Noordpool. Hiervoor ben ik een team aan het samen stellen van allerlei vaklieden. Het enige dat nog ontbreekt in het team is een fotograaf die de reis en het land vastlegt. Ik heb vernomen dat u al onderdeel bent geweest van eendere expedities naar andere delen in de wereld. Hierbij wil ik u uitnodigen om naar Parijs te komen voor een interview om te kijken of u de geschikte kandidaat bent.   
Kom naar mijn kantoor in Parijs zo spoedig mogelijk.
Kolonel G.

Hm, ik pieker even over de situatie. Parijs is niet ver in vergelijking wat ik normaal reis, daarentegen ben ik wel net terug. Zucht* ik kijk naar mijn gebroken kopje op de vloer met de thee die inmiddels bijna opgedroogd is. “Oké dan.” Ik pak mijn kleine koffer en begin mijn spullen in te pakken. Een map met mijn laatste werk, mijn camera, notitie boek en mijn paspoort.
De volgende dag arriveer ik op het station en neem de Amsterdam Parijs express naar Parijs. Na een dag reizen arriveer ik in  Parijs en regel ik een koets naar `Place de la Republique`. daarna check ik in bij het lokale hotel en boek een kamer voor twee nachten. Na het ontvangen van mijn kamer sleutel kijk ik op het label die aan de simpele zware sleutel zit. Kamer 1310. Ik loop door de gangen heen op zoek naar mijn kamer. Het gekraak van het hout liet me merken dat het een oud hotel was en al velen jaren in gebruik is. 1310, daar was ie dan. Ik open de deur en voel een koude lucht over me heen komen. Er is niet veel in de kamer. Er staat een bed met een kast en een klein bureautje met een kruk die er uit zien alsof ze al jaren door termieten bewoont worden. Ik leg mijn spullen in mijn kamer en kijk op mijn zakhorloge. 9 uur. De avond is nog vroeg en de kamer heeft onderhand de zelfde tempratuur als buiten. Ik ben natuurlijk wel wat gewend maar het blijft toch altijd even vreemd om weer buiten je eigen bed te gaan slapen. Ik stop mijn horloge terug in mijn zak en besluit om naar de Marais te gaan. Ik heb namelijk ooit van een Franse zeeman vernomen dat daar de beste wijn word geserveerd. Ik loop naar beneden en zeg nog snel tegen de dame achter de bar dat ik mijn kamer verwarmd zou willen hebben als ik terug ben.
Ik loop over straat en zie dat de laatste lantarens worden aan gestoken. De mensen keren terug naar hun huis en stoken hun kachel goed warm. Terwijl ik loop hoor ik de sneeuw zachtjes onder mijn schoenen kraken. Ik kijk zoekend om me heen en zie op een gegeven moment een kleine kroeg. Ik loop met grote passen naar de kroeg toe. Bijna kan ik de warmte van binnen voelen totdat ik plots tot stilte word gebracht. Willem! Ik kijk langzaam en verbaasd om en zie een vrouw. Ze draagt een donker groene met witte jurk en heeft een zwarte bloem in haar haren. Ik zeg “hoe kent u mijn naam”. Ze zwijgt maar zegt dan “morgen 4 uur bij de Rue de Savoie, ik moet je iets belangrijks vertellen”. Voor ik iets kon zeggen liep ze al weg en verdween ze in een donkere zijstraat. Wie was deze vrouw. Ik had haar nog nooit gezien, maar toch gaf ze een bekend gevoel.  Ik besloot maar naar huis te gaan en uit te rusten van de lange dag.
De volgende ochtend werd ik wakker en ik had niet kunnen slapen omdat ik maar bleef piekeren over wat die vrouw tegen me had gezegd. 4 uur Rue de Savoie. Ik dacht heel even na “waarom ook niet weet je”. Ik wacht de dag af en zorgde dat ik om 4 bij de Rue de Savoie was. Daar sta ik dan buiten in de kou wachtend op iemand die ik niet ken en mij de meest mysterieuze vraag ooit stelde. Maar voor ik verder kon denken hoorde ik plots weer “Willem!” Ik draai schrokken om en zie de vrouw van gister weer achter me staan. Jezus! Roep ik. “Doe je dit altijd zo”. Ze kijkt me glazig aan. “Wie ben je, hoe weet je mijn naam en wat moet je me vertellen?” Vraag ik. “Ik moet je iets belangrijks vertellen.” Zegt ze. Ja dat snap ik, maar voor dat ik verder iets kon zeggen zei ze “volg me.” Ze greep mijn arm en trok me een kroeg mee naar binnen. “Hé hé, wacht even” zeg ik. We lopen door de kroeg naar een deur achter in de kamer. Iedereen kijkt ons na, want we maakte een best wel vreemde entree. “Wacht nou” zeg ik. Ze stopte niet. In plaats daarvan rukte ze een deur open en trok me mee naar binnen. Het was er erg donker en ik kon niks zien. De deur vloog acht er me dicht en het laatste beetje licht verdween. “Waar ben je? ” riep ik, geen antwoord. Wat gebeurt hier, waarom dacht ik ook in vredenaam dat dit een goed idee was. Het was koud  en stil hier binnen. Ik luister goed of ik bewegingen hoor in het duister. “Word wakker” zegt de stem van de vrouw. Ik snapte er niks “ik snap…” Voor ik mijn zin kon afmaken kreeg ik een klap tegen mijn hoofd. Ik viel voorover tegen de vloer althans dat dacht ik maar de vloer leek onder mij verdwenen te zijn. Ik val in een duister gat en het lijkt alsof ik oneindig naar beneden val. “Wat gebeurt er!” Riep ik.
Ik hap naar adem. “Goede morgen” zegt een stem die me erg bekend voor komt. Het is de vrouw. Nee wacht, ik weet wie de vrouw is. Het is mam. “Hoe voel je je?” Ze legt haar hand op mijn voorhoofd. “Oei nog best wat koorts en je trilt ook nog helemaal”. Ik kijk naar rechts en ik zie op de klok dat het 4 januari 2023 13:10 is. “Ga maar weer liggen dan haal ik wel even wat thee voor je. Ik heb speciale thee gehaald bij het Chinese winketje.”
De Soldaat Tekening 
Kom op, riep Joël. Wacht mijn veter zit los, schreeuwde Koen terug. Ik zuchtte, Koen is altijd zoon onhandige schildpad. Ik stopte met rennen en ging even bij hem staan om op adem te komen. Ik keek naar hoe hij zijn schoen strikte. Jonges, ik moet wel om half negen thuis zijn. Ach als of jouw ouders daar iets om geven, riep Joël die nog een stuk verder stond te wacht op ons. We gaan effe snel kijken en dan zijn we makkelijk op tijd thuis zei ik. Is die schildpad onderhand klaar riep Joël! Ja ja we komen er aan riep ik terug kom, let’s go. Mijn schoenen zitten helemaal onder het natte gras, hadden we niet gewoon via het steegje kunnen gaan, zei Koen. Schiet nou op jonge anders komen we te laat, zei ik.
We renden verder door het veld en toen door het brandnetelbos. Auw* jongens ik kan echt niet meer verder, ik word constant geprikt. Stel je niet aan schildpad, jij kunt makkelijk praten jij hebt een lange broek aan, Willem klaagt toch ook niet? Precies zei ik. Pijn is fijn en jeuk is leuk, en bloed moet! riepen Joël en ik in koor.
Na tien minuten rennen riep Joël plots, daar is het! Ik zag een rivier met vies bruin water en een hoop van die zeewierplanten. Ik zweer het je, daar had ik hem gezien, zei Joël. Hij wees naar een oude stenen brug met een verroesten reling en dikke struiken klimop aan de zijkant. Ik zweer het je, gister zag ik die zwerver daar onder gaan. Koen en ik keken twijfelachtig naar Joël en toen weer naar de brug. Ja maar… wat als hij daar nu nog is, vroeg ik? Wat nee! Hij is daar niet meer zei ik toch, mijn buren vertelden dat hij was gearresteerd of zo zei Joël. Ik keek naar koen en hij op dezelfde manier naar mij. Ik denk dat we beter… KOM OP LET’S GO riep Joel al rennend naar de brug. Fack it, dan moet ik ook dacht ik, en we rende achter hem aan.
Hier naar beneden jongens!  Voor dat ik het wist was Joël al beneden. Ik gleed hem achterna over het zand naar beneden en viel voorover in de vochtige aarde. Gaat het Willem, zei Koen. Ja prima, ik klopte mijn knieën en handpalmen af. Ugh* het zand zat helemaal in mijn huid, dat was ik er thuis wel af. Waar is Joël gebleven? Ik keek zelf ook eens rond maar ik zag hem nergens. Joël waar de hell zit je! Er was even niks maar toen vanuit het duister onder de brug hoorde ik ineens zijn stem: jongens kom hier moet je zien! Koen en ik liepen twijfelachtig het duister in. Het duurde een seconde voor mijn ogen waren gewend aan het duister maar wat ik toen zag was echt de vaagste shit ooit. Wat de… zei Koen. De hele onderkant van de brug was beklad tot elke millimeter toe met teksten en tekeningen. Ik bestudeerde het plafond nauwkeurig en kon niet geloven wat ik allemaal zag staan. Willem moet je dit eens lezen. Ik liep naar Koen en las waar hij naar wees. “Mijn lunch van vandaag kwam van de straat, ook ben ik soldaat dus ik verdien een pak sla….BOE! AAAAHHH. Wat de fack jongen. Haha zijn jullie bang van mij jongens lachte Joël. Waar de fack kom jij vandaan? Gewoon hier achter. Ik keek langs hem af en zag een soort zelf gefabriceerde gordijn installatie. Hier kom kijken gebaarde Joël, hij heeft hier ook een hut gebouwd. Achter het gordijntje lag een half leeg gelopen luchtbedje met een slaapzak erop. De onderkant van de brug was hier ook helemaal onder geschreven en getekend. Eeww* ik heb ook zijn wc gevonden huiverde Koen. Er was een uitsparing aan de rand tegen het water aan waar een hoop velletjes wc papier lagen. Maar moet je dit dan eens zien. Joël wees naar een plek tegen de onderkant van de brug. Tussen alle teksten stond een enorme tekening van een man, maar het was niet zomaar een man, hij leek op een…soldaat. Koen vond hem een beetje op een zombie lijken. Het was een man en hij had een helm van een soldaat op, maar het was alsof hij ook niet meer leefde. Het kwam door zijn gezicht dacht ik, zijn gezicht was helemaal grim en zij ogen stonden wijd open. Misschien is dit wel een of andere PTSD tekening, je weet wel van die soldaten die helemaal gek zijn geworden zei Joël. Ik reageerde niet want ik kon mijn ogen er niet van af krijgen, het was alsof die man naar ons keek….., FACK! Jongens ik moet over drie minuten thuis zijn zei Koen plots. Geen stress dat halen we wel, als we nu gewoon aanlopen stelde Joël hem gerust. Kom, beter gaan we dan. Wacht nog effe zei Joël, hij liep terug naar het luchtbed en pakte er iets achter vandaan. Wat is dat vroeg ik. Hier Koen, souvenirtje voor je. Joël gooide het ding naar koen. EEEWWLL wat de hell. Koen gooide het hard terug richting Joël en hij dook vlug opzij. Wat was het zei ik? Haha een kam zei Joël, met haar ja riep koen kwaad! Kom we gaan. 
 We kwamen weer onder de brug vandaan en het was al aan het schemeren. En we gaan nu via het steegje want ik heb echt geen zin in nog meer van de brandnetels zei Koen. Ja ja wat jij wil schildpad zei Joël al grijnzend. Noem me niet zo! We wandelden door de smalle steegjes richting huis. Het leek altijd of wij drie de enigen waren die gebruik maakten van de steegjes gezien het onkruid altijd net zo hoog als ons was in deze steegjes. Wat gaan jullie dadelijk nog doen vroeg Joël? Ik ga denk ik een beetje op de PlayStation spelen, zei Koen. jij Willem? Ik weet niet denk TV of zo. En jij Joël? Ik ga denk ik een beetje ruzie maken met mijn ouders. Ik moest toch laatst nablijven op school, je weet wel toen jullie me hadden geholpen om te ontsnappen. Dat was echt cool, zei ik. Nou ja de meester heeft daarna mijn ouders opgebeld. Serieus die vent heeft ook niks beters te doen. En daarvoor heb ik dus straf gekregen, ik moet altijd om zeven thuis zijn nu voor een week lang. Het is half negen, zei Koen. Ja dus dan weet je dus hoe genaaid ik ben. Hoelang duurt de vakantie eigenlijk nog zei ik? Drie weken ongeveer. Zullen we gaan zwemmen morgen? Ik moet nog effe zien hoe dit dadelijk loopt, kom anders morgen langs mijn huis met zijn tweeën dan kan mijn moeder me niet binnen houden.
De gangetjes en steegjes begonnen aan een einde te komen en we kwamen op het punt waar we alle drie altijd opsplitsten. Oke is goed zei ik, dan komen koen en ik morgen bij jou langs en dan zien we wel of je wel of niet mag gaan zwemmen. Met een laatste knik en begroeting liepen we alle drie onze eigen kant op. Houdoe riep ik nog achter om!
Wat een dag, dacht ik terwijl ik naar huis liep. Jammer dat het allemaal zo snel voorbij gaat, ik bedoel over minder dan drie weken moeten we al weer naar school en daar heb ik nog echt geen zin in. Ik heb vooral geen zin in die taallessen, wat een stomme les is dat altijd. Ik hoor al die juffrouwen en meesters al weer zeggen. Je moet meer lezen dat helpt je om beter te worden met taal. Ach ik heb vandaag toch gelezen zei ik dan geïrriteerd. Ik heb teksten gelezen van een vage zwerver onder een brug, dat was een stuk leuker dan een suf boek lezen in de les. Die Brug dat was wel raar hoor, maar ook wel leuk en die tekening, die tekening van die soldaat die was echt bizar. Het was alsof die tekening naar ons had gekeken. Als je het mij vraagt was het bijna alsof de tekening had geleefd. Pff levende tekeningen dat zou wat zijn. Ik krijg er de kriebels van als ik dat gezicht weer voor me zie.
Ik liep de straat uit en nam een bocht links en kon mijn huis al weer zien. Ik liep achterom en ik zag mijn moeder door het glas van de deur bij het aanrecht thee maken. Hey Hey begroette ik haar. Waar ben je geweest? Oh zomaar wat rond gelopen. Die knieën! Ga die maar eens boven schoon maken. Ja ja, ik ben al onderweg. Ik liep naar boven richting de badkamer en kwam mijn vader in de hal tegen. Hey jongen je bent er weer. Heb je weer in het zand liggen rollen? Nee ik ben gewoon gevallen in het zand. Ik liep de badkamer in en ging met de douchekop mijn knieën schoonmaken. Ik zat op de rand van het bad te schrobben met een washandje en staarde naar het zwarte water dat van mijn benen afliep.
Waarom zou een zwerver zoiets tekenen? En wat bedoelde Joël met een soldaat die helemaal gek is geworden. Soldaten zijn niet gek, ze zijn slim en dapper toch? Zij vechten tegen de slechteriken. Maar die tekening van de soldaat, hij zag er niet zo dapper uit. Hij leek eerder bang of verslagen. WILLEM! schiet op ik wil ook nog douchen riep een stem. Het was mijn jongere broertje. Hij  was waarschijnlijk net terug van dat feestje. Ja ja ik ben al klaar. Hey zei mijn broertje. Ik keek naar hem en hij was helemaal geschminkt. Hij had zwarte cirkels om zijn ogen en alles daar om heen was helemaal wit. Wat moet jij voorstellen zei ik? Ik ben een schedel. Hahaen waarom ben je een schedel vroeg ik. Het thema van het feestje was soldaten en ik dacht dat dit wel cool was als een soort symbool, je weet wel zoals ze doen in die ene actie film van TV. Kijk! Hij opende een zakje die hij bij had. Er zaten wat snoepjes een kompas en een waterpistool in de vorm van een geweer in. Leuk. Het was ook leuk we hebben landje pik gedaan en we mochten ons ook verkleden, ooh en op het einde kregen we allemaal zoon water pistool om op elkaar te schieten. Hij hield het recht voor mijn neus, ik zag zijn geschminkte gezicht door het transparante pistool heen. Door de vervorming deed me zijn gezicht denken aan die tekening van de soldaat. Wat is er vroeg hij. Oh niks zei ik ga jij je maar gewoon wassen meneer schedel soldaat. Hij liep langs me af en ik liep door terug naar beneden.
Beneden zaten mijn ouders in middels TV te kijken. Ik ging tussen hen in zitten en keek naar het scherm. Waar kijken we naar? Het nieuws, zei mijn vader. De man van de TV praatte over iets maar ik kon het niet helemaal volgen. Waar hebben ze het over? Ze hebben het over die oorlog in het oosten. Hebben ze nog niet gewonnen? Luister maar jongen. “Vandaag zijn er opnieuw raketaanvallen gepleegd op verschillende dorpen en steden. Op meerdere plekken zijn ook doden gevallen waar onder ook burgers. Deskundigen denken dat de oorlog nog lang niet voor bij zal zijn en dat dit grote gevolgen zal gaan hebben ook voor de rest van de wereld.” Waarom helpt ons land de goede kant niet even dan hebben we dit zo gewonnen toch? Winnen, zei mijn vader. Een oorlog kun je niet winnen ook al ben je de laatste die overeind staand. Maar dan ben je de laatst die over is; dat is winnen toch? Ja maar kijk dan eens wat je allemaal hebt verloren om daar te komen, nee een oorlog kun je niet winnen je kunt alleen de schade proberen te beperken. Ik keek weer terug naar het scherm en het ging nog steeds over de oorlog in het oosten. Ze vertelden nog wat over de situatie daar en lieten plaatjes daar bij zien. Zucht* mag ik dadelijk ook nog even kijken mam? Ja zo jongen, maar ik wil eerst dit even afkijken. Ik keek verveeld weer terug naar de TV, maar toen gebeurde er iets. Ik zag een foto op het scherm staan van een man, een man met een uniform aan en een helm op. Dat kan niet dacht ik, de man lag op de grond en keek in de camera met zijn ogen wijd open en zijn gezicht helemaal grim. Dat…dat…dat is de tekening dacht ik. Ik kreeg een koude rilling over mijn lichaam heen. Wat een akelige foto zei mijn moeder. Ze zetten hem snel op een van de zender. Ik kon niet geloven wat er zojuist gebeurd was. Dat was dezelfde man die ik een uur geleden nog getekend onder een brug zag staan, hoe kan dat? Ik rende naar boven. Ik liep mijn broertje net niet omver in de hal boven en sprong mijn kamer in en smeet de deur achter me dicht. Ik keek mijn kamer verward rond, hoe kan dit dacht ik? Ben je oké daar binnen zei mijn broertje? Ja ja ik ga alvast slapen ik wilde morgen gaan zwemmen met Koen en Joël. Okë zei hij.
Dit is niet logies dit slaat nergens op, ik moet het fout gezien hebben. Vergeet het maar gewoon dacht ik. Ik maakte mijzelf klaar om naar bed te gaan en ging toen in bed liggen. Ik lag op mijn rug en ik keek naar het dak, ik kon geen oog dicht doen, het bleef maar in mij hoofd spoken, dat gezicht. Heb ik het wel goed gezien, ik bedoel het was redelijk donker onder die brug. Het maakte me helemaal gek: hoe kan het dat ik foto van de televisie dezelfde dag onder een brug had gezien. Ik keek naar mijn wekker: tien voor tien. Ik moet het gewoon nog een keer zien. Dat is de enige manier dat ik er zeker van ben. Ik ben niet gek! Ik sprong uit mijn bed en deed mijn kleren weer aan. Ik wachten tot mijn ouders in bed lagen en toen greep ik mijn kans. Ik maakte van mijn kussen en wat kleren een soort neppe versie van mijzelf zodat het leek alsof ik nog in bed lag. Ik greep mijn zaklamp, liep naar mijn raam en deed hem zachtjes open. Dit was niet de eerste keer dat ik zo naar buiten ging ik had een jaar geleden al ontdekt dat ik via de aanbouw en de prullenbakken naar boven en beneden kon klimmen. Ik lande geruisloos in de voortuin en begon te rennen naar de brug. De zomerzon was vervangen door koude vochtige lucht en de straten werden verlicht door de straatlantarens. Gewoon effe snel kijken, dacht ik waarschijnlijk had ik het gewoon niet goed gezien. Ik was terug bij het veld waar we een paar uur eerder ook nog waren, maar toen was ik niet alleen. Het veld was helemaal verdwenen in het duister. Shit dacht ik, ik voelde mijn zenuwen in een keer. Ik klikte mijn zaklamp aan en deed een stap naar voren. Het gras was nu vochtig en bij elke stap voelde ik de lange vochtige gras sprieten langs mijn enkels vegen. Ik liep heel langzaam en twijfel achtig naar voren. Ben ik nu echt bang dacht ik, alleen maar omdat het een beetje donker is. Kom op zei ik tegen mijzelf en ik begon sneller te lopen maar hoe verder ik het duister in liep meer gespannen ik werd. Het leek een oneindigheid te duren maar opgegeven moment kwam ik bij de rand van het brandnetelbos. Die vriendelijke bomen die lekker aan het mee waaien eerder waren, vandaag waren nu vervangen door toren hogen zwarte reuzen die bewegingloos op mij neer keken. Ik scheen voor mij uit met de zaklamp en ik luisterde of ik iets kon horen in het duister. Er was niets het was absolute stilte, kom op zei ik weer zachtjes tegen mijzelf. Ik nam een stap en ik wilde eigenlijk meteen weer terug, maar ik wilde het weten dus ik deed nog een stap en toen nog een. Langzaam liep ik door het bos ik ontweek de brandnetels en boomstronken die op het pad lagen. Af en toe vloog er plots een vogel door de bomen die schrok van mijn licht of ging ik op een takje staan dat onder mijn schoen brak waardoor mijn ziel even mijn lichaam verliet. Maar toen zag ik een licht, yes! Ik begon sneller te lopen want ik wist dat er een lantaren bij de brug was. Ik rende nu over het pad en probeerde de brandnetels niet meer te ontwijken, ik moest naar het licht toe. Daar was het, de brug werd inderdaad door een klein lantarentje verlicht. De brug was een stuk minder vriendelijker dan ik me herinnerde. Het water leek nu eerder zwart en de klimopstuiken waren nu een soort tentakels die zich vastgrepen aan de brug.  Ik liep met een stevige pas naar de brug en gleed weer via de zijkant naar beneden. Onder de brug  kon ik deze keer van buiten af al naar binnen schijnen. Niemand hier gelukkig. Ik kroop onder de brug en begon het plafond te onderzoeken, waar was het ook al weer? Terwijl ik op het plafond gefocust was liep ik tegen iets aan en viel voor over op de grond. “Auw fack!” Ik krabbelde overeind en pakte mijn zaklamp op. Ik scheen om me heen en zag dat ik over het half leeggelopen luchtbedje was gestruikeld. “Stom ding”, ik keek weer naar het plafond en mijn hart sloeg een keer over. Ik stond recht onder de tekening en het was niet wat ik gehoopt had. Het was dezelfde man, ik had het wel goed gezien! het was dezelfde man van de televisie. Ik was bang, ik bekeek de tekening en probeerde een logische verklaring te bedenken. Hoe kan dit, hoe kan dit hier zijn? Ik bestudeerde de tekening nog eens goed maar toen viel me op dat de soldaat geen helm meer droeg. Maar ik weet zeker toen ik de tekening eerder had gezien dat hij wel een helm droeg. In plaats daarvan lag de helm onder bij zijn voeten afgebeeld alsof hij gevallen was. Ik keek met samen getrokken ogen naar de helm. En toen uit het niets viel er iets op. Al mijn zintuigen stonden weer volledig op scherp, ik scheen op de grond zoekend wat er was gevallen. Niets dacht maar toen zag ik iets glimmen, het leek op een soort buisje dat goudkleurig was. Voorzichtig liep ik er heen. Ik hurkte om het van dichterbij te bekijken. “Wat de hell” zei ik zacht, ik herkende het van de games en films die ik gezien had, het was een munitie huls. Ik keek omhoog en ik zag dat de tekening daar nog steeds was. Viel dit ding nu uit het plafond? Voorzichtig stak ik mijn hand uit naar de huls om hem op te pakken. De tipjes van mijn vingers raakte de huls aan en BOEM! Een enorme ontploffing recht voor mijn neus. Het zand zat in mijn ogen en ik schreeuwde uit angst. Ik zag niks en mijn oren klonken dof en piepte zachtjes. Ik zocht al tasstent naar een wand of iets. plots hoorde ik iets door alle ruis heen het klonk ver weg en ik kon niet bepalen waar het vandaan kwam. Daar was het weer, het klinkt als een stem dacht ik. HEY! Ik schrok me een ongeluk ik voelde ineens een hand op mijn schouder en al het geluid was weer helderde aan het worden.
“WATER, BRENG ME WATER” zei de stem weer. Waarom schreeuwt hij zo dacht ik. Maar toen merkte ik pas wat voor oorverdovend geluid er allemaal om me heen was. Het klonken als explosies en geweer schoten. Je bent nog heel jonge, je was er bijna geweest zei de stem lachend. Oke, doe je handen weg ik gooi water voor je ogen. Aarzelend deed ik mijn handen weg en ik voelde ijskoud water over mijn gezicht gaan. Ik schrok van het koude water en trok mijn hoofd weg. “Nee, nee wacht ik moet je ogen nog spoelen, doe ze open.” Ik maakte ze met moeite open en kreeg weer een scheut koud water in mijn gezicht. Aahh dat is echt koud zei ik. “Nou ja, het is tenminste schoon” zei de stem. Mijn zicht kwam weer langzaam terug. Ik zag een hoop zand en modder om me heen en ik leek in een soort greppel te zetten. Het deed me een beetje denken aan die gangetje en steegjes van eerder. Maar wacht, waar is de brug en waarom is het zo licht. Het was toen straks nog hartstikke donker.
BOEM! weer een enorme explosie. “KUN JE LOPEN?” “WAT?” riep ik terug Ik keek opzij om de persoon eens te bekijken die naast me zat. Ik schrok er van waar ik naar keek. Ik zag een volwassen man met hele lichte bruine ogen hij had een stevige neus en zijn gezicht zat onder het zand en stof. De helm die hij droeg had een deuk zen zijn jas zo te zien al lang niet meer gewassen. Wacht eens even dacht ik, helmen ontploffingen en geweerschoten. “WAAR ZIJN WE!” zei ik tegen de man. “Luister, we hebben nu geen tijd om te gaan kletsen dus hou je vast en volg me.” Hij trok me overeind en toen viel het me ineens op dat ik net zo groot was als de man. “HOU VAST!” Hij duwde mijn hand naar zijn riem, ik greep hem vast en hij begon te rennen. BOEM! weer een explosie, het leek wel vuurwerk van nieuwjaar alleen dan heel erg hard. We rende door smalle gegraven steegjes. “HIER, HIER, HIER, en de man nam een afslag naar rechts. Om de zoveel tijd vloog er een hoop zand over ons heen alsof er een kruiwagen werd leeg gegooid. “OKE, HIER NAAR BINNEN!” De man greep me bij mijn schouder en duwde me een donker gat in. Ik struikelde en viel van een kleine trap naar beneden. BOEM! en alles was donker. Het geluid van buiten was nu gedempt en verder weg. De grond was van vochtig het voelde als zand. “Hallo?” zei ik twijfelachtig. “Momentje ik ben een licht aan het zoeken .” zei de stem van de man. “Ah hier is het”. Er ging een lichtje aan voor me en de kamer om me heen werd verlicht. Ik probeerde overeind te krabbelen. “oh wacht, hier kom maar.” De man hielp me overeind en zette me op een soort bedje tegen de wand aan. Ik kon de kamer nu goed zien er stond niet veel in, het was er schemerig er stonden twee bedden en wat kisten met verschillende nummers. In het midden van kamer zag ik een krukje met daar op een lantaarn. “Oke dat scheelde weinig.” zei de man ineens terwijl hij zijn helm afdeed. Ik kon hem nu wat beter zien hij had stijl donker bruin haar en was helemaal door de war. De zijkant van zijn hoofd miste een pluk haar en er leek een wond op die plek te zitten. Hij deed zijn rugtas af en zetten hem tegen het bed aan en ging vervolgens zelf zitten. Hij ademde nog zwaar via zijn mond. “Ben je oke jongen?” vroeg hij. Ja, ik denk het wel zei ik. Waar ben ik? Waar denk je dat je bent? Ik heb geen idee zei ik. Dan heb je een goede klap tegen je hoofd gehad. We zijn op het oostfront zei hij. Oostfront? dat oorlogsgebied bedoel je zei ik paniekerig. Uh ja, weet je zeker dat je oke bent zei hij? BOEM! ik keek geschokt naar het dak. Geen zorgen zei hij we zijn hier veilig voor nu. Ik hoor hier niet te zijn zij ik ben nog maar een kind! He, he, doe maar rustig je bent gewoon even in de war, daar hebben we allemaal wel eens last van. Was je gezicht anders even, hij wees naar een bakje met water die op een van de kisten stond. Ik liep naar het bakje toe en wilde mijn handen er in steken, mijn handen dacht ik. Dit waren niet mijn handen ze waren veel te groot en oud. Ik keek voorbij mijn handen en zag mijn gezicht in de reflectie van het water AAAHH! riep ik. Mijn gezicht was ouder en helemaal grim mijn ogen stonden wijd open alsof ik al geen week geslapen had. En toen realiseerde ik het me ik was, de man van de tekening, ik was de man die ik op televisie had gezien in een van de foto’s! Ik raakte in paniek en ik wilde er uit ik liep naar het luik maar voor ik hem kon aanraken, trokken twee sterke armen mij bij mij jas terug. Ze draaide me om en trokken me dicht tegen de man aan. Hij keek me diep doordringend aan en zei met een scherpe maar zachte stem, verman jezelf. Ik schrok er zo erg van dat ik niet zo goed wist wat ik moest zeggen dus ik ging maar weer zitten. Het is oorlog jongen en je moet blijven denken, we kunnen geen paniek gebruiken. Het was even stil, ik was in shock ik wist het gewoon echt niet meer. Ik ben op een facking slagveld als een man die ik alleen in plaatjes heb gezien. Hoe kan dit allemaal in vredesnaam. Ik wist het gewoon niet meer dus ik zei maar iets om de stilte te verbreken. Wie zijn de slechteriken ook al weer? Slechteriken? zei hij met een opgetrokken wenkbrauw. Ja, zei ik wie moeten we verslaan? Ik bedoel wij zijn de goeden, toch? Ik geloof daar al heel lang niet meer, zei hij. Hoe bedoel je, vroeg ik? Ik denk dat we allemaal gewoon proberen te overleven, zei hij. Onze zogenaamde vijanden zijn niet slecht althans niet allemaal, net als wij. Nee, oorlog moet als een natuurlijke gebeurtenis worden beschouwd. Ik keek hem verwonderd aan en ik wilde vragen wat hij daar mee bedoelde, maar voor ik iets kon zeggen zei hij, “ga jij maar eens wat proberen te slapen dan hou ik eerste wacht. Hij gooide me een stoffige deken aan en ik ging op mijn zij liggen. Ik besefte in eens hoe moe ik was. Ik deed mijn ogen dicht en voelde de wereld om me heen langzaam verdwijnen.
Ik opende mijn ogen langzaam weer strekte mijn armen uit. Slaperig keek ik om me heen en hoorde ik wonderbaarlijk genoeg de vogeltjes fluiten. Wacht, wat?! zei ik. Ik was weer onder de brug en ik was mijzelf weer. Ik keek meteen naar de het plafond van de brug en de tekening was er nog steeds , maar was de soldaat aan het slapen. Ik keek terug naar de grond en ik zag de huls ook nog steeds liggen. Ik pakte hem deze keer echt op. Was het dit allemaal echt gebeurt? Ik keek op mijn horloge en zag dat het elf uur was. Shit, ik hoop niet dat mam en pap gemerkt hebben dat ik al een uur weg ben. Ik stopte de huls in mijn zak en rende zonder aarzelen door het donker naar huis, ik klom via de prullenbakken de aanbouw op en zo weer in mijn kamer. YES, mijn ouders hebben niets gemerkt. Ik deed snel mijn pyjama weer aan en dook in bed waar ik snel in slaap viel. De volgende dag werd ik wakker, ik ging naar beneden. Mijn broertje keek tv en mij vader las de krant aan de eettafel. In de keuken stond mijn moeder ontbijt te maken. Wat een opluchting was het om hier te zijn dacht ik. Geen zand meer of ontploffingen. Gewoon het geluid van tekenfilms en een sissende pan met eieren. Goedemorgen! zei ik vrolijk. Goedmorgen, zei mijn vader. WILLEM! heb je met die vieze knieën in je bed geslapen? Oh, sorry mam zei ik. Mijn knieën waren helemaal vies en onder het zand. Mijn moeder zucht, ging je nou zwemmen vandaag? Ja, Koen en Joël gaan ook mee. Oh ja, Willem, weet je nog gisteravond toen ze het op tv hadden over die oorlog in het oosten zei mijn vader? Vanochtend vertelde ze op het nieuws dat er gesproken word over een tijdelijke wapenstilstand. Er is dus misschien een einde in zicht. Dat heb je zeker in je dromen effe geregeld of niet? zei mijn vader met een grijns. Ik weet niet wat ik allemaal gedaan heb pap, maar ik ben blij als die soldaten weer naar huis mogen en net als ons met hun familie kunnen ontbijten.   


Het 33ste Peloton
“SOLDAAT MERKS!”
“Ja luitenant.” Ik heb er zo een hekel aan als hij dat doet.
“Is je taak duidelijk…soldaat.” “JA luitenant!”
“Dat zeggen jullie allemaal, herhaal wat ik je net uitgelegd heb.” Ik zuchtte geïrriteerd.
“Was dat irritatie dat ik hoorde.”
“NEE luitenant.”
“Schiet op dan en herhaal de missie!” Wat een eikel, ik verhief mijn stem.
“Mijn missie is om op onderzoek te gaan aan de oosterse linie.”
“En wat ga je daar onderzoeken?!”
“Ik ga de vermissing van 18 soldaten van het 33ste peloton onderzoeken.”
“Correct, en wie weten hier van?”
“Al mijn bevindingen worden direct en uitsluitend alleen aan u luitenant Plein doorgegeven.”
“Zo hoor ik het graag.”
“Ik zie in je dossier staan dat je thuis een rechercheur bent, correct?”
“Ja luitenant.” “Mooi, ik verwacht dat dit niet te moeilijk zal zijn voor je dan.”
“Plaats rust dan en maak dat je weg bent.” Met een strak gezicht verliet ik de bunker en liep ik naar buiten. Wat een lul dacht ik. Ik loop chagrijnig door de krappe loopgraven terug en wurm me om de zoveel meter langs een passerende groep soldaten die in de tegengestelde richting lopen. Deze loopgraven beginnen echt op mijn zenuwen te werken. Een van de tegenliggers stoten tegen me aan. “Kijk uit waar je loopt!” Hij duwde me naar achter. “Wat? Had je wat?” Ik ging recht op staan en balde mijn vuisten. Hij was minstens een kop groter dan ik, maar dat kon me niets schelen. “Ja ik denk het wel zei ik met een scherpe stem. Hij deed weer een stap naar voren en als een stier ademde hij in mijn gezicht. “Oh ja?” zei hij. “Ja!” “Ik wilde gewoon die lelijke kop van je eens van dicht bij zien.” Hij tilde me met een hand op bij mijn kraag en haalde uit. “WIE NOEM JIJ HIER LELIJK!” zijn vuist ging als een hamer in mijn gezicht, en ik weet zeker dat ik iets hoorde breken. Het leven was even uit mijn hoofd, hij smeet me tegen de grond en schopte me nog een keer na. “Had je nog iets?” zei hij. Ik wilde hem helemaal verrot schelden maar alle lucht was uit mijn longen getrapt dus er kwam geen woord uit mij. “Dat dacht ik al ja”. Hij liep weer verder als een reus die net een kever had vermorzeld. Om mij heen stonde en zaten allemaal  soldaten, geen een leek er ook maar iets om te geven wat er zojuist gebeurt was. “Dennis!” “Ben je oke?” Het was Joël. Joël kende ik sinds het begin van de oorlog. We waren samen in dienst gegaan en we waren samen uitgezonden naar dezelfde linie. Hij was zo’n beetje de enigste persoon die ik niet haten in deze ellendige loopgraven. Hij probeerde me overeind te helpen. “Laat me los, het lukt me zelf wel.” Ik trok mijzelf via de zijkant omhoog en begon te lopen.
“Waar ging dat over?” zei Joël. Ik negeerde hem.
“Je gaat nog een keer dood als je elke keer ruzie zoek met dat soort gorilla’s.”
“Hey hij begon, niet ik.” Chagrijnig liep ik mank voor hem uit. “Waar ging je oproep over?”
“Ze hebben mijn expertise nodig.”
“Expertise?” “Wat voor expertise?” Ik draaide me om,
“luister ik heb zojuist naar de grootste eikel ooit moeten horen die mij in elke manier minacht, daarna heb ik een VUIST EN EEN VOET in mij gezicht gehad en…,” ik stak mijn hand in mijn mond en haalde er een tand uit. En gaf hem aan Joël en wankelde door.
We kwamen aan bij onze slaap plekken. Het was niet veel om over naar huis te schrijven, het waren 24 bedden op een kluitje onder een houten afdak dat aan alle kante lekte. S ’nachts was het veel te koud en de ratte kropen over je heen als je sliep. Ik plofte op mijn bed, “aah mijn hoofd.” “Hier”. Joel gooide me een doorweekte doek aan. “Hou het op je wond en zorg dat het schoon blijft.” “Koen is dood trouwens.” “Jezus” zei ik. Koen was van hetzelfde peloton als mij en Joel, hij was twee dagen geleden geraakt door een mortier granaat. Ze hadden hem proberen te redden maar het was niet genoeg geweest. “Hij zag er de laatste keer nog prima uit” zei ik.
“Klopt, maar zijn wonden waren hem teveel geworden.”
“Met hoeveel zijn we nu nog?”
“Uuhhmm ik, jij, Peter, Sander, Rens en Robert.”
“Shit, nog maar 6.” Ik zuchtte en het werd even stil.
“Maar waar hadden ze je voor nodig?” vroeg Joël.
“Ik moet naar de oost linie toe, een heel peloton word vermist.”
“Een heel peloton?” “Yep 18 man, allemaal verdwenen.”
“Zouden ze allemaal gevlucht zijn denk je?”
“Misschien, ik heb geen details te horen gekregen.” Ik staarde voor me uit en dacht na over die zin. Allemaal gevlucht, ik wilde dat ik ook kon vluchten uit deze hel.
“ZOEK DEKKING!” Uit het niets hoorde ik ze. Het gerommel in de lucht alsof er onweer was en het zachte gehuil dat langzaam naderde van boven. Mortier vuur, ik herkende dat geluid maar al te goed. BOEM!!! “Shit!” riep Joël terwijl hij dekking zocht. Ik dook tegen de grond aan en deed mijn handen tegen mijn oren. De grond trilde en los zand vloog alle kanten op. BOEM, BOEM, BOEM, ik zag mensen rennen en zoeken naar hun helmen en geweren, gewonden werden verplaatst en medici probeerde te redden wat er te redden viel. “DENNIS! HIER!” Joël gooide me mijn helm toe. Ik zetten hem op en trok de gesp strak rond mijn kin. BOEM, BOEM, elke inslag kwam dichterbij en de grond ging heviger trillen. BOEM, en toen hield het op. Het volume daalde en alleen nog het geschreeuw van Soldaten was te horen. Ik lag als een plank op de grond en luisterde goed of er nog een barrage kwam. “POSITSIES!” gevolgd door een scherpe toon, gefluit. Ik sprong overeind en greep mijn geweer die bij de muur stond en renden naar buiten. Iedereen rende op en neer, Er werden bevelen geroepen en iedereen maakte zich klaar, want na een barrage komen ze. “Dennis!” Ik zag Joël een stuk verder op en nam positie in naast hem. “Ik was je kwijt, dacht dat ze je hadden” zei hij.  Ik legde mijn geweer over de rand van de loopgraaf heen en mikte op de horizon. “Heb je je munitie gecheckt?” Ik trok mijn geweer open. “Shit geen munitie meer!” Ohw, waarom heb ik dat ding ook niet bijgevuld. “Hier pak er van mij één” Joël rijkt me een lading aan. “Je had een hoop push ups moeten doen als je dat tijdens de training had geflikt,” lacht Joël. “Ik weet het, ik weet het.” Ik hing weer over de rand en iedereen wachten in stilte af met hun geweer gericht op waar de vijand vandaan komt. Mijn hartslag ging te keer en mijn ademhaling was zwaar. “Kom op waar zijn ze,” zei ik. Het leek een oneindigheid te duren maar plots hoorde ik het weer, het gerommel. “ZOEK DEKKING!” Ik dook naar beneden en zette me schrap voor de in slag. Het zachte gehuil naderde weer en toen: Een harde plof gevolgd door een sissend geluid en een harde kreet die riep: “ROOK!” Ik keek weer snel op en zag dat er een rook gordijn zoon twintig meter voor de loopgraaf lag. “Ze worden slim,” grijnsde Joël. “We kunnen nu geen flikker zien.” “POSITISIE!” Ik ging weer staan en richte. Plots vanuit de rook hoorde ik het geschreeuw van wel honderden soldaten. Vanuit de rook doken ze als geesten op en renden ze naar de loopgraaf toe.
“VUUR VUUR! VUUR!!” De hel brak los en een oorverdovend geluid van geweerschoten verdreef al het ander geluid. Ik duwde mijn vinger zonder twijfel tegen de trekker. Mis, mis, RAAK. De soldaat die ik raakte valt levenloos tegen de grond. Fuck wat zijn het er veel. De soldaten bleven maar komen en elke meter dat ze dichter bij komen voel ik de adrenaline in de lucht intenser worden. Bij elk schot dat ik langs mijn hoofd hoorde gaan wist ik dat ik weer een beschermengeltje was verloren, hoeveel zou ik die nog hebben? De lichamen van de vijand hopen op voor de loopgraaf als zandzakken gemaakt van vlees. Ze zijn klaar om ons te doden, maar dat zijn wij ook. Alles om te overleven, tunnelvisie. “Is dit alles wat ze hebben!” riep Joël. Ik richt opnieuw, schiet en neem weer een leven om zelf te blijven leven. Het is een vleesmolen voor de vijand.
Het geluid van de geweerschoten word plots overstemt door gierende sirenen. En alsof ze allemaal een soort signaal in hun hoofd krijgen keerde alle vijanden zich om, rende terug en verdwenen in het rookgordijn. “STAAK HET VUUR”. De geweer schoten stopte en mijn oren suisden nog van alle spanning. “ Nou hoeveel had jij er Dennis?” vroeg Joël, terwijl hij me op mijn rug klopte. Ik smeed de helm van mijn hoofd en zakte onderuit om effe op adem te komen. Terwijl ik sta uit te hijgen kijk ik door de loopgraaf. De kerel naast mijn licht bewegingloos over de rand van de loopgraaf, links en recht worden soldaten verroert met brancards of terplekken weer aan elkaar genaaid door medici, ik hoor ze roepen voor hulp. “Dennis?” “vijf geloof ik” zei ik. Joël grijnsden “hoeveel hadden ook al weer gewed” ik grijnsde terug “Hou jij maar weer je mond dicht”. HEREN! Joël en ik sprongen overeind, “zijn jullie iets aan het doen” “Nee meneer” “maak jezelf nuttig en ga naamplaatjes verzamelen en geef ze af bij de registratie “Ja meneer”. Ik keek Joël aan en hij keek op dezelfde manier terug, “laten we maar gewoon beginnen”, zei hij. Naamplaatjes verzamelen was een van de makkelijkste taken maar ook een van de zwaarste. Ik zoek naar de doden lichamen of wat er nog van over is. De grond is zompig, niet van het water, maar van het bloed. Ik kan het ijzer in de lucht proeven. Ik probeer de naamplaatjes niet te lezen, dat maakte het er niet beter op. Je moet er gewoon niet over nadenken, niets meer wat je er aan kunt doen. “ Shit…” fluisterde Joël tegen zich zelf. “Wat?”, hij zat gehurkt bij een lichaam. “Met vijf nog maar…”, zucht hij. Hij liet het plaatje aan me zien en ik snapte meteen wat hij bedoelde. Het was Sander of tenminste wat er nog van hem over was. Ik herkende zijn blonde haar maar zijn gezicht was helemaal on herkenbaar. “Kom, laten we door gaan” zei ik luchtig.
De zakken met naam plaatjes worden zwaarder en het is op dat moment dat ik me pas realiseer hoeveel ik er eigenlijk al gehad heb. Joël zei niks meer en ik ook niet. Het was gewoon stil in de loopgraven, maar ook dit gevoel na elke slag kende de meeste van ons hier maar al te goed.
Joël en ik gooien de twee zakken af bij de ziekenboeg. Het gejammer van gewonden was te horen achter de schermen, maar ik wilde niet blijven staan om het nog langer aan te horen. Ik strompelde binnen bij de slaapplekken en we waren weer met zijn tweeën, het lijkt er steeds meer op dat we misschien met nog minder dan vijf zijn binnen ons peloton.  “Wat een dag hey” zei Joël terwijl hij tegen de zijkant ging zitten. Ik grijnsde een beetje “Het had niet beter gekund, mooi weer, vriendelijke mensen en een geweldige wandeling”. Joël trok een brede glimlach die opgelucht was maar tegelijkertijd ook een soort verdriet toont.
“Wanneer ga je morgen weg?”
“Zonsopgang ik wil het gewoon gedaan hebben, waarschijnlijk zijn ze gewoon gevlucht of opgeblazen”.
“Oostlinie zei je toch? Daar ligt ook een groot ondergronds tunnelsysteem van ons.”
“Tunnelsysteem?”
“Werd schijnbaar in het begin gebruikt om tunnels naar de vijand te graven”
Ik knikte, “Ik kan maar beter gaan slapen, het wordt een lange dag morgen” Ik ging liggen op mijn bed en viel meteen in slaap.
Ik word de volgende ochtend gewekt door het geluid van soldaten die op en neer lopen buiten. Niet dat ik echt goed geslapen heb, ik heb denk ik twee keer een rat van mijn gezicht geslagen die een voorproef wilde hebben van mijn oor. Ik ging recht op zitten en ik kijk de slaap plek rond. Niemand te zien, waar is Joël? Ik klim overeind en begin mijn spullen bij elkaar te rapen. Mijn helm, mij rugtas iets om op te schrijven en noteren en…., waar is mijn geweer? Mijn geweer die ik gister tegen de muur heb gezet, is weg. Heeft iemand hem gejat omdat hij zijn eigen kwijt is geraakt? Dit meen je niet “kut” zei ik zachtjes tegen mezelf. Verbijsterd kijk ik maar een beetje rond, wat doen we nu denk ik? laat ik buiten gaan kijken, misschien dat ik hem gewoon achter gelaten heb op de plek waar ik gister heb gezeten tijdens de aanval. Ik meng me als een auto die invoegt op een andere rijstrook tussen de soldaten die voor bij komen strompelen. Shit ik hoop niet dat een luitenant het wapen gevonden heeft, dan kan ik mijn verlof wel vergeten. Zoekend langs de zijkant loop ik naar de plek waar ik hem voor het laatst gebruikt heb. Leeg, alleen een kerel die er lag te slapen. “Kut”, zeg ik weer zacht. “DENNIS WACHT, WACHT.” ik kijk achterom en zie Joël aan komen hollen.
“Hey je bent al vroeg weg, zeg je geen gedag tegen je schatje?”
“Effe serieus ik ben mijn geweer kwijt. Hij stond gister nog tegen de muur weet je wel, maar nu is hij weg.”
“Rustig aan ik had hem.”
“gelukkig…., wacht je had hem?”
“Jep heb hem ingeleverd.”
“WAT WAAROM?” ik stap naar voren.
Joël grijnsde,“ doe nou even rustig, hier kijk”
Hij haalde iets achter zijn rug vandaan wat in doek was gewikkeld. Ik kijk twijfelachtig op en neer tussen zijn gezicht en het object.
“Pak dan.” Hij duwt het in mijn handen en ik doe het doek er voorzichtig van af. “Dat is cool toch.” Het was een Stormgeweer ook wel bekend als een STG .44. “Hoe kom je hier aan? Deze worden pas sinds vorige maand ingezet.” Ik heb dit geweer een keer eerder gezien tijdens een van onze aanvallen, een groep elite soldaten waren mee gegaan om het wapen te testen. “Ik heb hem geruild voor je oude wapen. Ik nam aan dat je die wel kon missen,” grijnsden hij. “Waarom geef je hem aan mij?” “Omdat we bijna met verlof gaan weet je nog? En ik ga graag terug met een niet gehalveerde versie van jou. Oh en je bent gewoon vreselijk met mikken dus misschien helpt dit.” Ik kijk hem met een grijns aan. “ohw zo zit dat,  als ik me niet vergis ben jij mij nog een weddenschap verschuldigd.” “ Wat waar heb je het over?”, zei Joël nonchalant. “Is goed jonge, maar ik kan dan maar beter gaan want ik moet me daar melden voor de middag.” “ Ik red me wel”, zei Joël. “Oke, ik zie je binnenkort weer”. Ik keer me om en verdwijn weer in de menigte soldaten die op en neer lopen. Voor ik de bocht om ging kijk ik nog een keer achterom, maar ik kan Joël al niet meer zien staan. Oke dan, hier gaan we weer.  

Het is warm vandaag, stil. Alleen het geluid van krekels en de wind is te horen. Niet te geloven dat ik een uur gelden nog in zompige loopgraven had gestaan. Nu sta ik in een bos onderweg naar een andere linie, de volgende hel. Het zal er wel niet veel beter zijn maar, van dit moment kan ik echt wel effe genieten. Geen kraters, geen modder, geen bloed of ijzer. Alsof alles hier niks heeft mee gekregen van de afgelopen zes jaar. Langzaam maar zeker komt toch het einde van het bos in zicht. De mooie bomen en de stiltes van het bos werden met pijn in mijn hart verbroken, daar was het. Ik kijk vanaf een heuvel neer op een oneindige lange geul die door het landschap heen kronkeld als een geïnfecteerde wond bloeden er modder velden uit. Het was allemaal hetzelfde hier, “Welkome bij de oost linie”, zei ik tegen mezelf. De stilte werd onmiddellijk onderbroken door een reeks van EXPLOSIES wat verder op. Het waren deze keer geen inslagen maar onze eigen mortieren die een barrage de hemel om vervolgens als een donderslag neer te slaan op precies zoon zelfde wond aan de andere kant van het landschap. Ik loop met een stevige pas richting de mortieren om opzoek te gaan naar de luitenant die hier de leiding heeft. “Hey, jongens waar is jullie luitenant?” De soldaten die de mortieren bediende lijken me niet te horen door het constante kanon vuur waar ze druk mee bezig waren. “HEY, WAAR IS JULLIE LUITENANT?” Een van de drie soldaten kijkt rond alsof hij een stem in zijn achterhoofd had gehort. “SORRY KAN IK JULLIE WAT VRAGEN?” Een van de soldaten kijkt me geschrokken aan. “WIE BEN JIJ?” Zijn gezicht zag er grim uit. Het was bedekt met wondjes van de metaal splinters die vrijkomen bij elk schot van de mortier. De wallen onder zijn ogen vertelde mij dat hij in al geen weken meer geslapen had.
“WAT MET JE?”   
“IK BEN OP ZOEK NAAR JE LUITENANT”
“LUITENANT? DIE IS BENEDEN IN DE LOOPGRAVEN, VRAAG ZE DAAR OM DE WEG JE VIND HET WEL”
Ik knikte naar de soldaat.
“IS ER NOG NIEUWS?”
“NIEUWS?” Zei hij. “GEEN NIEUWS HIER, IK BEN ALL DAGEN ZONDER STOP GRANATEN NAAR ZE AAN VUREN. Geen idee of ik überhaupt nog iets raak…”, fluisterde hij tegen zichzelf 
Ik knikte nogmaals en besluit door te lopen.  Ik daal de heuvel voorzichtig af en maak mijn weg naar de ingang van de loopgraaf. Bij de ingang voelde ik atmosfeer weer zoals ik hem maar al te goed ken. De lucht was dikker ademen was zwaarder, de grond was nat en zompig. Soldaten die op en neer lopen met hun ziel onder de arm. De geur van bloed en ijzer dwarrelde bij elke pas even langs mijn neus. Het was precies hier zoals bij de andere linie. Terwijl ik loop zie ik een sergeant staan die voor een groep soldaten de berichten van thuis voordraagt en uit deelt. “VAN VUGT, VAN VUGT WIE IS VAN VUGT?” Een soldaat wurmde zich naar voren om het bericht aan te pakken. Ik bewoog me langzaam in de menigte naar voren om dichter bij de sergeant te komen. “sergeant, waar kan ik de luitenant vinden.” De soldaten om me heen worden ongeduldig en beginnen te duwen en te trekken om hun thuis bericht te krijgen. “SERDEANT” riep ik. “IEDEREEN WACHT GEDULDIG AF” het getrek en geduw werd erger en mensen begonnen te roepen. De sergeant wees naar me en zei “jij wat moet je? Ik probeer hier oberzicht te bewaren”
“Ik zoek de luitenant”
“ Hier rechtdoor dan links en dan weer rechts. Zoek dan naar een grote bunker opening daar is HQ, daar zul je hem vinden. OKE, VERHOEVEN WIE IS VERHOEVEN”
Ik duwde me zelf uit de menigte en wrong zo weer een andere, ik beweeg me zo richting de bunker. Het duurt een tijdje maar uiteindelijk zie ik de ingang van de bunker. Snelvoets loop ik naar de ingang.
“Wow daar kerel, wat denk jij?” twee bewakers houden me tegen. Ik zuchtte geïrriteerd
“Ik moet me bij de luitenant melden”
“waarom?” vroeg de bewaker.
“Dat is niet jouw probleem” kneep ik hem toe. Ik probeerde langs ze aflopen maar ze gooide me weer terug naar achter tegen de vlakte. “Niet zo snel jij, wat kom je hier doen? Je bent duidelijk niet van onze loopgraaf”
Ik krabbelde weer overeind en zie met een scherpen stem “Niet jouw zaak….”
“Opzouten” zei de bewaker met een intimiderende blik. De woede en frustratie in mij begon te koken, mijn vuisten balden en met een aanloop probeer ik door hun heen te rennen. De bewaker steek zijn geweer uit en met een klap ren ik met mijn gezicht tegen de kolf van zijn geweer aan. “aahh…fack” kreunde ik. “Wat zei ik nou OPZOUTEN.”
“Heren wat heeft dit te beteken?” sprak een luide stem. Een slanke man die er verzorgt uit zag stond voor ons. “ Luitenant, deze soldaat hier probeert binnen te komen”
Ik probeerde recht op te gaan staan maar, ik zie nog steeds sterretjes voor mijn ogen en mijn neus bloede. “Ik kom mij melden bij u luitenant” zei ik moeizaam. “ah jij bent de detective, kom maar mee naar binnen.” Ik loop achter hem aan en kijk de bewaker nog met een vuile blik na.
We lopen door een korte koude tunnel de grond in. Het licht van buiten word langzaam vervangen door licht van lantarens. Een deur gaat open en ik sta in een kamer met een bureau in het midden met twee stoelen en een hoop boeken kasten daar om heen. “Iets te drinken” vraagt de luitenant. “Water is prima”
“Neem plaats alsjeblieft.” Ik plof neer op een van de stoelen.
“Je weet waarom je hier bent?” sprak de luitenant terwijl hij me een glas aan rijkte.
“Ja, het vermiste peloton, 18 soldaten”
“Dat is correct, maar ik geloof niet dat je geïnformeerd bent hoe ze vermist zijn geraakt.” Ik kijk gespannen naar mijn glas “Nee ik heb geen details te horen gekregen.”
“Dan zal ik je even bijpraten. Je zult vast wel onderweg gezien hebben dat er veel tunnels zijn hier, ze worden nu gebruikt als bunker maar in het begin probeerde we nog onder de vijand uit te komen. Dat ter zeiden twee maanden geleden is er een operatie gestart om hier een ondergrondse gevangenis te bouwen, voor het vast houden en ondervragen van krijgsgevangen.”
“waarom hier?” vroeg ik.
“Het simpele antwoord is dat we hier al ruimte hebben. De 18 vermiste soldaten waren onderdeel van deze operatie en behoorden tot een mijnbouw divisie. Toen we de tunnels weer opgooide voor de bouw kregen we verschillende meldingen dat er tijdens de bouw geluiden werden gehoord die worden beschreven als schreeuwen, gerochel en zwaar geadem. Eerste stantie negeerde we deze meldingen denkend dat het gewoon de shell shock is. Maar vier weken in tijdens de bouw waren er vier mijnwerkers verdwenen. We hebben een team naar binnen gestuurd om ze te zoeken maar zonder succes. De operatie ging met moeite toch door maar tweedagen na de vermissing worden er weer twee mijnwerkers vermist. Opnieuw zonder succes voor het vinden. Een dag later is er ontwikkeling, een van de vier mijnwerkers die al een week vermist word komt uit de tunnels gelopen. Hij zit onder het bloed en heeft wonden op zijn lichaam.
“Wonden? ” onderbreek ik hem
“Daar komen we zo we brengen hem naar de zieken boeg en ondervragen hem wat er gebeurt is met hem en de andere. Tot nu toe hebben weinig vooruitgang met hem, hij is in een staat van shock en mompelt voornamelijk in zich zelf over een….,geit man.
“Een geit man, wat als in een man met horens en hoeven?” vroeg ik bespottelijk.
“Dat weten wij ook niet maar dat doet er niet toe, de operatie staat nu stil tot het probleem is opgelost en dat is waar jij komt. Zoek dit tot de bodem uit deze operatie is veel te kostbaar om stil te liggen mijn mijnwerkers weigeren om verder te gaan voordat het probleem is opgelost. Is dat helder?”
Ik wreef door mijn gezicht,“ Ik heb nog een paar vragen als u het niet erg vind. Ik wil graag met de overlevende praten, ook wil ik alle documenten in kunnen zien die er zijn van voor en tijdens de bouw.
“De documenten kunne geregeld worden, maar de overlever kun je niet zien….”
“Ik moet hem interviewen hij is de enige die iets gezien heeft” attendeerde ik hem.
“… de overlever heeft gister zelf een 35mm ronde tussen zijn ogen gezet, wat betekent dat hij nooit meer zal praten.”
“Dan moet ik zijn lichaam onderzoeken”
“dat kan geregeld worden, hier is een briefje geef het bij de zieken boeg en zij helpen je verder. Was dat alles?”
Ik dacht even “ ja dat was het voor nu”

To be Continue...
​​​​​​​

You may also like

Back to Top